----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Remember: your activitity book needs to be sufficient for you to pass English this year.
The following exercises need to be done for each chapter:
(if you weren't in class for the listening exercises, you don't need to do them)
Chapter 1
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 19, 20, 24, 25, 2627, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, grammar 1, grammar 2, grammar 3, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 2
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, grammar 1, grammar 2, grammar 3, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 3
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19. 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 31, 32, 33, 34, grammar 1, grammar 2A & 2B, grammar 3A & 3B, grammar 4, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 4
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 32, 33, 34, grammar 1A & 1B, grammar 2, Test Yourself checklist, Test Yourself Grammar, Test Yourself Vocabulary
Remember: your activitity book needs to be sufficient for you to pass English this year.
The following exercises need to be done for each chapter:
(if you weren't in class for the listening exercises, you don't need to do them)
Chapter 1
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 19, 20, 24, 25, 2627, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, grammar 1, grammar 2, grammar 3, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 2
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, grammar 1, grammar 2, grammar 3, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 3
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19. 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 31, 32, 33, 34, grammar 1, grammar 2A & 2B, grammar 3A & 3B, grammar 4, Test Yourself Checklist, Test Yourself Grammar 1 & 2, Test Yourself Vocabulary
Chapter 4
Exercises: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 32, 33, 34, grammar 1A & 1B, grammar 2, Test Yourself checklist, Test Yourself Grammar, Test Yourself Vocabulary
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Er worden veel fouten gemaakt in de werkwoordstijden in het Engels. Hierbij een overzicht. Je kunt deze ook vinden op de volgend link.
Overzicht werkwoordstijden Engels
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Er worden veel fouten gemaakt in de werkwoordstijden in het Engels. Hierbij een overzicht. Je kunt deze ook vinden op de volgend link.
Overzicht werkwoordstijden Engels
present simple
|
present continuous
|
past simple
|
past continuous
|
present perfect
|
|
Gebruik
|
Tegenwoordige tijd
Feit of gewoonte (gebeurt regelmatig)
|
Het is nu aan de gang
In het Nederlands ‘aan het’
|
Verleden tijd
|
Het was in het verleden een tijd aan de
gang
|
In het verleden begonnen en nog steeds
zo.
|
signaalwoorden
|
often, every day
|
at the moment
now
|
yesterday, last week
|
never, always, since, for
|
|
hoe te maken
|
ww
he/she/it
ww+s
|
vorm van to be (am/is/ are) + ww + ing
|
ww + ed
of onregelmatige vorm
|
vorm van to be (was. were) + ww + ing
|
has/have +
ww + ed
of has/have + onregelmatige vorm
|
voorbeeld
|
I play football.
He plays football.
|
My brother is playing football
with his friends at the moment.
|
I played football last week.
|
He was playing football with his
friends, when he broke his leg.
|
We have played football for two
hours now.
He has played football for two
hours now.
|
Toekomstige tijd
will
|
going to
|
present continuous
|
present simple
|
|
hoe te maken
|
will + ww
|
vorm van to be (am/is/ are) +
going to + ww
|
vorm van to be (am/is/ are) + ww + ing
|
ww
he/she/it
ww + s
|
wanneer te gebuiken
|
iets kan in de toekomst gebeuren (nabije
toekomst, kan onzeker zijn)
|
je verwacht dat iets gaat gebeuren. Er is
bewijs dat iets gaat gebeuren.
|
Afspraak met meerdere mensen/georganiseerd
evenement in de toekomst.
|
Iets gebeurt volgens een vast schema.
|
voorbeeld
|
It will rain this afternoon.
|
I am going to play my computer
this afternoon.
Look at the dark clouds. It is going
to rain soon.
|
We are meeting with our team
tonight.
|
The train leaves at 9 tomorrow.
|
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Woordenboekgebruik
Werken met een woordenboek levert vaak meer
problemen op dat je denkt.
· Je denkt dat een
woord er niet in staat, maar dan moet je op een andere manier zoeken.
·
Je vindt zoveel
mogelijkheden bij het woord dat je zoekt, dat je niet goed weet welke je moet
nemen.
Het is verstandig om eerst te proberen de
betekenis van het woord uit de context af te leiden voordat je naar het
woordenboek grijpt.
Voorbeeld Engels-Nederlands:
Side
/said/ I ZN • kant;
zijde • zijkant •wand • helling • aspect • partij • elftal;
team • effect
<bij biljart> • gewichtigheid; air Ö take sides (with) partij kiezen (voor) Ö side by side naast elkaar Ö by the side of naast Ö fault on the right side geluk bij een
ongeluk Ö on the side of op de hand van Ö on the right side of 40 nog geen 40 jaar II ON WW (~with) partij kiezen voor
Side →het woord dat je op hebt gezocht
/said/ →geeft de uitspraak van het woord aan; voorin je
woordenboek
vind je de verklaring van uitspraaktekens.
vind je de verklaring van uitspraaktekens.
ZN →geeft de woordsoort aan. In dit geval zelfstandig naamwoord.
De lijst met woordsoorten wordt voorin het woordenboek
uitgelegd.
De lijst met woordsoorten wordt voorin het woordenboek
uitgelegd.
Side kan gebruikt
worden als zelfstandig naamwoord (ZN) of als werkwoord (WW). Zoals je ziet kan
side als zelfstandig naamwoord negen verschillende betekenissen hebben; achter
elke vetgedrukte stip (•) vind je er één of twee.
~ → geeft aan dat je hier het woord moet invullen dat je
hebt
opgezocht.
opgezocht.
Ö →na het sterretje vind je een voorbeeldzinnetje /
uitdrukking in het
Engels met schuingedrukt de vertaling.
Engels met schuingedrukt de vertaling.
Voorbeeld Nederlands-Engels 1:
kaart • stuk karton card
Ö groene~ green card •toegangsbewijs ticket • speelkaart card Ö een spel ~en a deck of cards Ö een goede ~ hebben have a good hand Ö iemand in de ~ kijken look at sb’s cards • landkaart AARDK. map; SCHEEPV. chart Ö in ~ brengen map (out); SCHEEPV. chart • plattegrond plan ì open ~ spelen speak frankly; put one’s
cards on the table ì alles op één ~ zetten put all one’s eggs in one
basket ì het is doorgestoken ~ it’s a frame-up; it’s a put-up job ì iem. in de ~ kijken see through a
person(’s plans) ì zich in de ~ laten kijken give o.s. away ì iem. in de ~ spelen play into a person’s
hands ì van de ~ zijn be all at sea; be upset
Voorin het woordenboek worden afkortingen uitgelegd.
AARDK. →aardrijkskunde
SCHEEPV. →scheepvaart
Sb →somebody (let op: je moet dit altijd nog in de goede
vorm zetten!)
o.s. →oneself (let op: je moet dit altijd nog in de goede
vorm zetten!)
Voorbeeld Nederlands-Engels 2:
danken I OV WW • bedanken thank; give thanks Ö dank je/u thank you Ö dank u zeer thank you very much Ö nee, dank je/u no, thank you Ö niets te ~ you’re welcome • verschuldigd zijn owe (to aan);
be indebted (to aan)Ö hij heeft het aan zichzelf te ~ he only
has himself to blame; it’s his own fault Ö iem. iets te ~ hebben owe sth to a person Ö dat heb ik aan hem te ~ I owe it to him ì dank je feestelijk! no, thank you; not
likely! II ON WW bidden say grace
“Het woord
staat niet in het woordenboek!”
→Werkwoorden:
·
Zoek naar de
tegenwoordige tijd van het werkwoord. In het woordenboek staat het hele
werkwoord vermeld.
Als je uit de zin ‘He sided with the
winner’ het woord ‘sided’ op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘side’ (‘sided’ is verleden tijd).
Als je uit de zin ‘He drew a nice
picture’ het woord ‘drew’ op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘draw’ (‘drew’ is verleden tijd).
·
Achterin het
woordenboek staat een lijst van onregelmatige werkwoorden.
→Zelfstandige naamwoorden:
·
In het
woordenboek staan woorden altijd in enkelvoud vermeld.
Als je uit de zin ‘The sides of a square
are equal’ het woord sides op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘side’ (enkelvoud).
“Welke betekenis
moet ik nemen?”
→Wat voor woord zoek je? Side heeft als zelfstandig naamwoord een heel andere betekenis dan als
werkwoord.
→Elke woordsoort kan ook verschillende betekenissen
hebben. De betekenis die het
meest voorkomt staat vooraan. Neem niet de eerste de beste, maar kijk welke
betekenis het beste in de context past.
→Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel. Het woord kan met dat voorzetsel een heel
andere betekenis krijgen:
Look
for =
zoeken naar
Look
after =
zorgen voor
EXERCISE:
What
is the meaning of the word ‘side’ in these contexts?
1. The president
displayed his lighter side before the press conference
began.
2. She told me I need
to get in touch with my feminine side.
3. He’s been chosen
for the England youth side.
4. I’m not taking sides in this argument.
5. The two girls stood
side by side.
EXERCISE:
Welke vertaling heb je nodig
in de onderstaande zinnen?
1.
Hoe het ook in
elkaar steekt, de club heeft veel te danken aan Tévez. Hij heeft in het verleden veel doelpunten
gescoord.
2.
“Ik heb je hulp
erg gewaardeerd.” “Geen dank!”
3.
Ik begrijp dat
het vervelend is, maar je hebt het aan jezelf te danken.
4.
Hartelijk
dank voor uw bericht.
5.
Wij zijn gewend
te danken na het
eten.
EXERCISE:
Welke vertaling heb je nodig
in de onderstaande zinnen?
1.
Hallmark.nl.
Groot assortiment kaarten en de beste service!
2.
Door de locatie
en mac-adressen van 3,6 miljoen wifi-routers in kaart te brengen, heeft Google de Wet bescherming
persoonsgegevens overtreden.
3.
Ik was helemaal
van de kaart.
4.
Mijn vader heeft
net de nieuwste kaart
van Nederland gekocht.
5.
Hoera! We hebben
kaarten voor de
show van Paul de Leeuw!
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
Exercise 35 (p. 22/23)
Veel gemaakte fouten
* Gebruik bij een brief altijd een aanhef en een afsluiting
aanhef: Dear .... (naam),
afsluiting: Greetings, Kind regards, Sincerely
* I (ik) ALTIJD met een hoofdletter (dus geen puntje op de i)
* Ook = too
(to = voorzetsel of hoort bij een werkwoord)
* This en that horen bij woorden in enkelvoud. These en those bij woorden in meervoud.
* Als een woord in het meervoud staat, zet je de s aan het woord vast. Dus niet 's.
Bv. tests (niet test's).
* A/an: voor een woord dat begint met een klinkerKLANK gebuik je an, voor woorden die beginnen met een medeklinkerKLANK gebruik je a. Dus: a good grade, an insufficient.
* Kort geen woorden af. Cause = because, gonna = going to, Greatz = Greetings etc.
Afkortingen gebruik je als je praat, niet als je schrijft!
* Ik schaamde me = I was ashamed (of myself) of I was embarrased.
* Let op werkwoordstijden en onregelmatige werkwoorden
* Woordvolgorde in de zin: WIE, DOET, WAT, WAAR, WANNEER (tijd dus achteraan in de zin. Nooit in het midden!!!)
* Gebruik bij een brief altijd een aanhef en een afsluiting
aanhef: Dear .... (naam),
afsluiting: Greetings, Kind regards, Sincerely
* I (ik) ALTIJD met een hoofdletter (dus geen puntje op de i)
* Ook = too
(to = voorzetsel of hoort bij een werkwoord)
* This en that horen bij woorden in enkelvoud. These en those bij woorden in meervoud.
* Als een woord in het meervoud staat, zet je de s aan het woord vast. Dus niet 's.
Bv. tests (niet test's).
* A/an: voor een woord dat begint met een klinkerKLANK gebuik je an, voor woorden die beginnen met een medeklinkerKLANK gebruik je a. Dus: a good grade, an insufficient.
* Kort geen woorden af. Cause = because, gonna = going to, Greatz = Greetings etc.
Afkortingen gebruik je als je praat, niet als je schrijft!
* Ik schaamde me = I was ashamed (of myself) of I was embarrased.
* Let op werkwoordstijden en onregelmatige werkwoorden
* Woordvolgorde in de zin: WIE, DOET, WAT, WAAR, WANNEER (tijd dus achteraan in de zin. Nooit in het midden!!!)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten